Download het onderzoek hier
De middenklasse in Rotterdam groeit de laatste decennia gestaag, vooral door het toegenomen opleidingsniveau in de stad en toegenomen vraag naar hoogopgeleid personeel. Het lijkt erop dat het beleid van de gemeente Rotterdam, om middengroepen aan te trekken in de stad, zijn vruchten afwerpt. Dat blijkt het proefschrift “The New Divided City: Class Transformation, Civic Participation and Neighbourhood Context” van Gijs Custers. Het proefschrift onderzoekt de veranderingen in sociale scheidslijnen in Rotterdam in de afgelopen decennia. Daarbij is gekeken naar twee aspecten: verschillen in sociale klasse en de mate van burgerparticipatie. Het onderzoek maakt gebruik van grootschalige surveys en administratieve data uit het Wijkprofiel van gemeente Rotterdam met meer dan 15.000 deelnemers. De samenwerking tussen universiteit en gemeente krijgt vorm in de Kenniswerkplaats Leefbare Wijken. “Rotterdam heeft lang verkeerde lijstjes aangevoerd als het gaat om veiligheid bijvoorbeeld. Met behulp van deze data wil de gemeente per wijk gerichter beleid kunnen voeren”, verklaart de promovendus.
Huizen- en banenmarkt van invloed
Uit het onderzoek blijkt dus dat de middenklasse van Rotterdam substantieel is gegroeid. Een belangrijke factor in deze transformatie is het toegenomen opleidingsniveau in de stad. Andere verklaringen zijn veranderingen op de arbeidsmarkt, namelijk de toename van werkenden met hoog beroepsniveau, en het beleid van de gemeente Rotterdam om middengroepen aan te trekken in de stad, bijvoorbeeld via het woningbeleid. Custers: “De overheid heeft het verkopen en slopen van sociale huurwoningen sterk gestimuleerd. Hierdoor zijn er in de stad steeds minder sociale huurwoningen. Overigens lijkt de gemeente hier nu weer gedeeltelijk van terug te komen omdat ook voor middengroepen woningen onbetaalbaar worden.”
Sociaal kapitaal belangrijk
Hoewel het aandeel kwetsbare bewoners ook licht toeneemt in de stad, is de groei van diverse middengroepen de dominante trend. Deze groei van de middenklasse, met name de middengroepen met veel cultureel kapitaal, vertaalt zich in een hogere mate van cultuurconsumptie zoals het bezoek van musea, evenementen en festivals. Naast economisch en cultureel kapitaal, is ook sociaal kapitaal een belangrijke graadmeter. “Zo blijkt dat mensen met een groter ondersteunend netwerk beter de coronapandemie doorkomen en ook positiever zijn over de toekomst”, legt hij uit.
Sociale ongelijkheid neemt niet per se toe
Het proefschrift laat ook zien dat algemene aannames over toenemende sociale ongelijkheid in de samenleving niet altijd kloppen, maar dat dit afhankelijk is van het soort ongelijkheid waar men naar kijkt en de maatschappelijke context. Zo werden verschillen in burgerparticipatie tussen arme en rijke buurten juist kleiner tijdens de economische recessie van 2008. Er waren toen veel zorgen dat de participatiesamenleving verschillen in participatie tussen burgers zou vergroten, omdat hoogopgeleide burgers uit welvarende buurten beter zelf het heft in handen kunnen nemen dan laagopgeleide burgers uit arme wijken.
In Rotterdam bleek dit dus niet helemaal het geval te zijn, mede doordat bewoners vaker in actie komen bij sociale problemen in armere buurten en doordat er een sociale infrastructuur in dergelijke buurten bestaat die participatie faciliteert. Het gerichte beleid van de gemeente speelt hier mogelijk een rol: “De gemeente financiert een hoop initiatieven zoals buurthuizen en -tuinen. De gemeente kijkt altijd op basis van behoefte waar dit het meest nodig is.” Ook het gevoerde
Tegenprestatiebeleid in deze periode, waarbij mensen met een uitkering vrijwilligerswerk moeten verrichten, heeft waarschijnlijk geleid tot meer participatie in armere buurten.
Er was juist een lichte afname van participatie in rijkere buurten. Dit ligt waarschijnlijk aan het type participatie in deze buurten, dat vaker een vrijwilliger karakter heeft (bijvoorbeeld de sportclub) en minder noodzakelijk is tijdens een economische crisis.