Voor een volle zaal van De Nieuwe Banier, zelf het product van actieve bewonersparticipatie, hield prof. Evelien Tonkens een lezing getiteld ‘Mondige burgers, getemde professionals’. De lezing was georganiseerd door de Kenniswerkplaats Leefbare Wijken. De centrale vraag die wij Tonkens voorlegden, was: wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen van actieve burgerparticipatie op diverse terreinen van gemeentelijk beleid. Tonkens begon met te stellen dat actieve burgers een bepaald type Nederlanders zijn: van middelbare leeftijd, doorgaans hoogopgeleid en met een professioneel beroep, vaak religieus actief en veelal al langer ergens wonend. Kortom, de opkomende ‘doe-democratie’ dreigt een ‘diplomademocratie’ te worden. Een centrale vraag is: wat kan een gemeente als Rotterdam doen om ook bewoners van achterstandswijken, waar actieve burgerparticipatie misschien wel het meeste nodig is, te stimuleren?
Een tweede belangrijke stelling van Tonkens was dat we momenteel veel verwachten van het sociaal netwerk van mensen maar dat vrijwilligers en buurtgenoten alleen in bepaalde situaties kan worden aangesproken. Het sociaal netwerk speelt vooral een rol bij geestelijk gezonde mensen die ondersteuning behoeven. Bij geestelijk niet gezonde mensen springt de familie vaak bij maar spelen buurtgenoten en andere vrijwilligers een mindere rol. Verder blijkt uit onderzoek dat het sociaal netwerk van mensen wel hulp kan bieden zoals boodschappen doen of mensen gezelschap bieden, maar dat echte zorgtaken zoals hulp bij het opstaan, wassen en aankleden van mensen over het algemeen toch zijn voorbehouden aan professionele hulpverleners.
Na de lezing volgde een forumdiscussie. De eerste deelnemer aan het forum was Els Desmet, actief als sociaal ondernemer in Rotterdam en initiatiefnemer van het verhalenhuis Belvédère op Katendrecht. Volgens Desmet is een betrokken houding van de overheid essentieel om van burgerkracht gebruik te kunnen maken. Actieve burgers worden afgeschrikt door onverschilligheid van de gemeente, ze willen serieus genomen worden! Als voorbeeld noemt ze het Dakpark. Bewoners wilden niet alleen bedrijvigheid op dit vrijgekomen railemplacement in Rotterdam West, maar een park met groen en ruimte voor veel activiteiten. Inmiddels zijn allerlei bewonersgroepen actief bij het beheer van het park en het toezichthouden. Maar er is ook behoefte aan ondersteuning van vrijwilligers. Later op de middag zegt Hans Nijman namens de gemeente deze steun toe.
De tweede deelnemer aan het forum was Hans Nijman, directeur Toezicht en Handhaving van het cluster Stadsbeheer van de gemeente Rotterdam. Hij schetst de ontwikkeling dat de gemeente minder wil ‘zorgen voor..’, maar meer ‘zorgen dat..’. Met andere woorden: faciliteren in plaats van zelf doen. Wel ziet hij, net als Evelien Tonkens, een spanning tussen deze intentie en de bestaande afrekencultuur binnen de gemeente en professionele organisaties. Professionals worden veelal afgerekend op bepaalde, vaststaande targets. Dat beperkt de ruimte om samen met burgers en bewonersorganisaties te bekijken wat echt nodig is en wat men samen kan doen. De nieuwe ‘Buurt Bestuurt’- comités zijn voor Stadsbeheer een belangrijk middel om te horen hoe mensen over de gemeente denken en wat ze verwachten. Toch blijft er ook volgens Nijman behoefte aan professionele zorg. Burgers en ‘Buurt Bestuurt-comités’ roepen soms om handhaving. De overheid wordt gevraagd ergens paal en perk te stellen, burgers kunnen dat niet zelf.
De derde deelnemer aan het forum was Justus Uitermark, als hoogleraar samenlevingsopbouw werkzaam aan de EUR. Ook Uitermark is positief over alle hedendaagse burgerinitiatieven. Het grootste voorbeeld daarvan is volgens hem internet encyclopedie Wikipedia, waaraan door miljoenen mensen wereldwijd wordt bijgedragen. Positief is volgens Uitermark ook dat mensen anders over hun buurt zijn gaan denken. Vroeger, toen er nog geld was, was er vooral aandacht voor wat er mis is in de wijk. Nu is er meer focus voor wat er goed gaat en voor verfrissende initiatieven. Positief is ook dat burgerinitiatieven zelf budget proberen te genereren en niet enkel subsidie aan de overheid vragen. Bij alle lofzang op actief burgerschap plaatst Uitermark ook drie kritische noten. Hij stelt vast dat burgerinitiatieven niet altijd gebaat zijn bij een betrokken overheid, soms is juist minder betrokkenheid gewenst. Geef burgerinitiatieven de ruimte om zichzelf te ontwikkelen! Verder meent hij dat burgerinitiatieven, net als de bekende Rotterdamse projectencarrousel, vaak van korte adem zijn. Zichtbare en kwieke initiatiefnemers worden tijdelijk beloond, de meer gedurige, geduldige, weinig zichtbare inzet wordt uit het oog verloren. Tot slot meent Uitermark, net als Tonkens, dat de bewoners van kwetsbare wijken veelal niet de kenmerken van actieve burgers hebben. Voor bewoners van zulke buurten is een betaalde baan de meest elementaire vorm van burgerparticipatie!